Categorieën
De Stentor Interviews Journalistiek

Alles delen was normaal

Schalkhaar – Verscholen in de Averlose bossen, ligt het huis waar Dieks Bolink (82) geboren is. In datzelfde huis vierde hij donderdag met zijn vrouw Jo Bolink-Jonkman (85) hun 60 jarig huwelijk. In de wei herinnert de stier met vijf koeien en drie kalven aan het boerenbedrijfje van zijn ouders. Dieks bleef als oudste van drie zonen thuis wonen. Het leven van Jo en Dieks stond veertig jaar in dienst van zijn ouders. ‘De oudste zoon bleef achter en die kreeg het zwaar te verduren. Zo ging dat nu eenmaal, je had niets te willen.’

Zij was tweeëntwintig en hij negentien toen ze elkaar op een zondagse dansavond leerden kennen in dorpscafé Cellarius, nu Hof van Colmschate. ‘Ja, hij was wel een beetje een groen blaadje’ schatert Jo het uit.  ‘En zij had iets aparts met haar pikzwarte haren.’ Dieks’ blauwe ogen stralen als hij vertelt over die eerste ontmoeting. ‘Mijn maten zeiden dat ik haar niet durfde te vragen. Dat heb ik dus wel gedaan.’ Drie jaar later trouwde het stel en trokken ze in bij zijn ouders. ‘We hadden geen eigen huis maar woonden met z’n allen bij elkaar. Alles moest gedeeld worden en zij gingen overal mee naartoe. Het was toen normaal in een boerengezin dat ouders de baas waren, wij waren eigenlijk meid en knecht tegelijk.’  Die rol kende de twee al sinds hun jeugd. Jo ging op haar dertiende werken als dienstmeid en Dieks begon op zijn veertiende als boerenknecht. ‘Op zo’n grote boerderij begonnen we om zes uur ’s morgens en werkten we door tot het donker werd. Veel te eten kreeg je niet. ’s Morgens thee met zure melk of later   wat opgewarmde aardappels van de vorige dag. Dan ging ik snel naar huis want daar waren de boterhammen veel lekkerder. Via  Bussink en De Jong autobanden vindt hij uiteindelijk een vaste betrekking als tuinman van het Sint Joseph. Daar blijft hij tot zijn 62e werken. ‘Nee, ik ben nooit een ambtenaar geworden, ik ben altijd een arbeider gebleven.’

Sinds het overlijden, twintig jaar geleden van Dieks’ ouders, woont zoon Henk met zijn vrouw in de andere helft van de boerderij. ‘We zijn gek op elkaar en helemaal op de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Die komen altijd eventjes langs. Maar zoals het bij ons is gegaan, zullen wij het nooit doen.’