Scene
Wachten, tot het gerommel twee trappen hoger begint. Ik hoor haar tred dichterbij komen en herken het geluid van stevige voeten die niet hard maar wel duidelijk neergezet worden. Het duurt zes seconden voordat ze beneden is, op mijn deur klopt en even haar hoofd laat zien: ‘Word je wakker mam, het is tien over half.’ Ze loopt door naar de keuken, zet ze de radio aan, laat water in de koker stromen en haalt brood uit de vriezer. Deze ochtend zingt ze mee met Racoon, haar stem hoog en zuiver: ‘Een oceaan om in te vluchten, hoe lekker zou het zijn …’. Ik ben wakker.
‘Mam, heb ik je verteld dat die lijp van een Spekman ons nog een extra tentamen Engels wil laten maken?’ Ze draait pirouetten en zwaait met haar donkere, schouderlange haar als een paard in galop. In een vast patroon van ruiten en glazen kastdeuren volgt zij haar draaiende en briesende spiegelbeeld op weg naar de eettafel. Daar checkt ze de I Phone terwijl haar tanden zich in een tosti zetten. Alleen met kaas natuurlijk, vlees eet ze al jaren niet meer. ‘Weet je hoeveel tijd ons dat kost, zo’n tentamen voorbereiden? Alsof we niks beters te doen hebben!’ Ik mompel iets over dramgedrag en discipline maar weet dat ochtenden niet gemaakt zijn om antwoord op deze vragen te geven. Ze moet al bijna weg.
Ik smeer op twee boterhammen vegetarische filet en op de andere Surinaamse eiersalade. Samen met een halve komkommer redt ze het zo tot de middag. Daarna zal ze zich als een uitgehongerde wolf storten op noedelsoep, gebakken eieren en crackers met pindakaas. Ik kijk naar het frêle lijf in de strakke, korte rok. In dat lijf verdwijnt dagelijks een hoeveelheid eten waar je overdag op kan functioneren als bouwvakker terwijl je ’s avonds de sterren van de hemel speelt in de premier leage. Dit lijf is tot haar grote verontwaardiging nog steeds te klein voor maat 34.
Al heeft zo’n ochtend weinig tijd, hij kent ook geen haast. Zij poetst haar tanden en ik schenk thee in de glazen fles die ze als kruik onder haar jas meeneemt. Zo heeft ze nog iets warms, straks in de trein. Ik slof met haar mee naar de buitendeur. Rugzak op, deur open en de vrieskoude wind slaat tegen onze wangen. Ze pakt haar fiets uit het rek en rijdt hem voor zodat ik het zadel met de mouw van mij ochtendjas droog kan maken. Omhelzing, een kus en weg is ze. ‘Tot vanavond mam’. De wereld is weer begonnen.