Categorieën
De Stentor Interviews Journalistiek

De blik van schilder Hans Bosman

 Olst – Priemende blikken in zachte tinten. Dat is wat de schilderijen van Hans Bosman (1958) met elkaar gemeen hebben. Zondag opende Lies Kortenhorst zijn expositie bij Galerie Hilde van der Plas in Olst. Bosman werkte anderhalf jaar aan de 25 portretten. ‘Eigenlijk zijn het geen portretten want de mensen die ik schilder, bestaan niet. Ik kijk veel naar oude plaatjes en foto’s en soms naar een meisje achter de kassa. Zo vind ik inspiratie voor een nieuw schilderij.’

Bosman werkte na zijn opleiding aan de AKI en de Rijksacademie zeven jaar in de drugshulpverlening. ‘Ik ben daar gestopt en heb van het ene op het ander moment een atelier gehuurd. Ik moest weer gaan schilderen.’ Inmiddels exposeert hij al jaren in binnen- en buitenland en maakt hij zo’n veertig werken per jaar. ’Kunstenaar zijn is mijn leven. Goede kunstenaars zijn gedisciplineerd en werken hard.’
Het werk van Bosman begint altijd bij de ogen, die maakt hij het eerst. ‘De blik is het belangrijkst, die liggen in alle werken dicht bij elkaar. Misschien is het wel mijn blik op de wereld en zijn het eigenlijk allemaal zelfportretten.’ De kunstenaar ontwikkelt zich door alleen portretten te maken. ‘Ik leer steeds meer over mezelf en krijg door waarom ik iets doe. Mijn kleurgevoel wordt beter en ik kan sommige effecten loslaten omdat het té goed werkt. Dat zou mij niet lukken als ik nu opeens landschappen ga schilderen.’
Bosman noemt zijn manier van werken traditioneel en puur natuur: geen vernis, geen lijst en geen handtekening eronder, dat verstoort maar. ‘Ik begin met houtskool en eindig met de achtergrond. Die moet kloppen en niet teveel cadeau geven waar iemand is. Mensen moeten met mijn schilderij hun eigen verhaal kunnen maken.’
Bij de schilderijen in Olst heeft Bosman veel groen gebruikt, vooral in de ogen. Verder vallen de getamponneerde kantstructuren op. ‘Mijn hoofden zijn vaak iets te groot en toch zijn het realistische portretten. Ik wil niet vervreemden, het moet kloppen en ik weet wanneer het klopt.’