Hoe heerlijk is het om als stamhoofd door het leven te gaan, vader van een roedel kinderen, eerste tweede, derde worp, liever nog een harem. Willem Jan Otten verheerlijkt zich in het Essay Bij mijn veertigste verjaardag over de oneindige mogelijkheden van zijn zaad.
Wat is dat toch met mannen die veertig worden? Wat treedt er in hen dat iedere individuele zaadcel een kanshebber is voor Nobelprijs of Oscar? Alsof een kwakje zijn gewicht in goud waard is.
Zolang de dertig nog in de leeftijd zit, maken mannen helemaal geen kwestie van hun zaad; het is er gewoon, soms wat sneller en dan weer wat minder. Het zaad dient zo nu en dan om aan een nieuw mensje te bouwen maar doorgaans is een afvalproduct van eerder genoten omstandigheden. Tot de veertig jaar beschouwt de man zijn zaad als snot uit een verkouden neus, kwijl bij het zien van een malse biefstuk of kots na een avond teveel bier drinken. Het zaad is voor deze man een bijproduct, een lichaamssap. Tot zover kunnen de dames het helemaal volgen en participeren zij in de verwerking van het afvalproduct. Totdat de man veertig wordt, dan begint het gelazer.
“Ben jij je er wel van bewust dat ik zojuist 100 tot 200 miljoen potentiële kinderen op het laken heb neergestort?”. Mijn vriendin Carla was met Roel van haar leesclub in bed beland na de bespreking van De eenzaamheid van de priemgetallen van Paolo Giordano. Het boek had hen beide zeer aangegrepen en na twee flessen rode wijn waren ze na drie jaar baltsgedrag nu eindelijk tot de daad gekomen. “Kinderen neergestort?” had Carla gestameld, nog wat rozig van de geleverde inspanning en de wijn. Het duurde een paar seconden voordat ze begreep wat Roel bedoelde. Direct vanaf dat moment verschrompelde het beeld van de eerder zo heftig begeerde Roel tot, aldus Carla ‘een seniele, oude klaplul die per omgaande post retour mag naar zijn vrouw’.
De vriendinnen stonden voor een raadsel. Roel was al jaren een Fijne Man, door alle vrouwen begeert vanwege de lustopwekkende combinatie van humor, intelligentie en een stralende verschijning. Niemand had Roel ooit over zijn zaad gehoord al waren de aanleidingen daartoe talrijk geweest. Nu was Roel zojuist veertig geworden was en bleek zelfs hij ten prooi te vallen aan een decennium van zaadverering. Wij weten immers dat mannen vanaf vijftig hun zaad gelukkig weer gewoon als lichaamssap gaan bezien. Wat bezielt de veertigjarige dat zijn leven volledig in het teken komt te staan van een spermatozoïde die doorgaans een levensduur van vijf minuten heeft?